De grens van het studiegebied wordt aan de oostzijde gevormd door de rijksweg A50.
Voordat de A50 werd gebouwd lag er al een tweebaansweg de N50 die zich door de heuvels van de Veluwezoom slingerde. De weg werd steeds drukker en gevaarlijker. Kreeg in dat tijdvak een normale autoweg 15 procent vrachtverkeer te verwerken, op de Apeldoornseweg was het al 75 procent van het totale aanbod. Het waren vooral de zware trage vrachtwagens die de weg zo gevaarlijk maakten. Zij konden de vrij steile heuvels niet snel opklimmen, moesten terugschakelen en veroorzaakten zo vrijwel dagelijks files. Nagenoeg elke vrijdagmiddag was de Arnhemse politie een paar man kwijt aan het regelen van het verkeer op de kruisingen van de Apeldoornseweg terwijl dikwijls de afrit van de rijksweg 12 moest worden afgesloten.
Na de aankondiging in het rijkswegenplan werd in provinciale en gemeentelijke plannen alvast rekening gehouden met een mogelijke aanleg van een rijksweg. Vervolgens ontstond de discussie over de exacte ligging van de weg (de tracéprocedure). Een tracévoorstel van Rijkswaterstaat (met varianten en voor- en nadelen) werd in alle betrokken gemeenten ter inzage gelegd. Rijkswaterstaat verzorgde voorlichtingsbijeenkomsten in de betrokken gemeenten. Tegen het voorstel kon binnen veertien dagen bezwaar worden aangetekend door belanghebbenden zoals organisaties met belangen op het gebied van landbouw, milieu of industrie maar ook individuele bewoners langs het tracé of door de betrokken gemeenten en provincies zelf. Nadat alle bezwaren behandeld waren door een speciale commissie (de Commissie van Overleg voor de Wegen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, COW),
werd uiteindelijk (soms na gerechtelijke uitspraken) een voorstel van de COW opgesteld. De Raad van de Waterstaat, een onafhankelijk adviescollege van de minister van Verkeer en Waterstaat stelde op basis van het COW rapport een advies op aan de minister. Vervolgens werd het definitieve tracé door de minister bepaald.
Na vaststelling van het tracé werd de aan te leggen weg ingepast in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan was het tracé verder uitgewerkt, inclusief toevoerwegen, wegkruisingen en maatregelen tegen geluidshinder. Deze bestemmingsplannen moesten goedgekeurd worden door gemeenteraden en Provinciale Staten waarbij belanghebbenden opnieuw bezwaar konden aantekenen. Voor deze fase werd uitgegaan van een periode van drie tot vijf jaar. Nadat alle eventuele bezwaren behandeld waren (soms na uitspraak van de Kroon) was de planologische fase afgerond. Bij de Rijkswaterstaat was men vooruitlopend op de definitieve start, alvast begonnen met voorbereidende werkzaamheden (Chevallier, 1995).
De afbraak van een nederzetting markeerde de start van de aanleg van de autosnelweg. Huizen verdwenen, bomen bleven staan. De karakteristiek van de snelweg Arnhem – Woeste Hoeve in een notendop: natuur boven alles op de verkeersveiligheid na, aldus een krantenartikel uit de Nieuwe Krant van 18-08-1984.
De gevolgen van de A50
Voor wandelaars, fietsers en natuurliefhebbers is deze weg zo’n beetje de slechtst denkbare oplossing van een verkeersprobleem. Voor de natuur en recreatie zou het beter zijn geweest als de weg om de Veluwe heen zou lopen en niet er doorheen. Voor de fauna zijn wegen onoverbrugbare barrières. Voor de natuur kwamen er twee ecoducten om edelherten en andere dieren de drukke autoroute over te leiden (fig.273), vijf tunnels speciaal voor dassen en een brandweertunnel om snel eventuele bosbranden te kunnen blussen.
Van de ecoducten wordt veelvuldig gebruik gemaakt en voldoen goed. Wil men echter het centraal Veluws natuurgebied inrichten tot één groot leefgebied dan zijn er meer ecoducten nodig om ook wilduitwisselingen tussen het gebied en de uiterwaarden mogelijk te maken (fig.274).
Maar er zijn ook grote offers gebracht voor deze weg.
Natuurmonumenten moest een aantal hectaren inleveren (en kreeg in ruil een stuk heidegebied terug).
Het autogebrom is over kilometers afstand midden in de natuurgebieden nog goed te horen.
De vegetatie in de nabijheid van de weg is verarmd door de neerslag van uitlaatstoffen.
De weg is een barrière tussen grote natuurgebieden zoals de Veluwezoom en de Veluwe.
Groenendaal ten noorden van Terlet raakte stukken grond kwijt toen zij werd uitgekocht, Vliegveld Terlet moest een deel van haar lierbaan afstaan, de golfclub Rosendael kreeg een nieuw parkeerterrein in ruil voor een stuk grond, etc. In officiële termen noemt men dit compensatie in goederen.
Nederland heeft het dichtste wegennet van Europa en daarmee de grootste versnippering van gebieden. Ruimte voor natuur is schaars en dat geldt ook voor de Veluwe. Het gebied is doorsneden door een uitgebreid netwerk van rijkswegen, provinciale wegen en gemeentewegen. Daar komt nog bij dat de verkeersstromen enorm zijn toegenomen (fig.275).
Veel verharde wegen en de toename van autoverkeer resulteren in een ernstige aantasting van de kwaliteit van de Veluwe. De wegen blokkeren een ongestoorde wildtrek en veroorzaken een permanente geluidsoverlast voor mens en dier. Zelfs in ons grootste natuurgebied is stilte ver te zoeken en mede door uitlaatgassen wordt de kwaliteit van heidevelden, bossen en vennen steeds verder ontregeld. Ook voor de fietsers en wandelaars zijn de wegen vaak gevaarlijke en hinderlijke barrières.
In de perspectievennota van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1999) wordt benadrukt dat de groeiende mobiliteit zeer nadelige gevolgen heeft voor de kwaliteit van de leefomgeving van de mens en de natuur en dat die kwaliteit juist zorgvuldig moet worden bewaakt. Voor kwaliteitsherstel in het landelijk gebied bepleit de perspectievennota ontsnipperende maatregelen, bijvoorbeeld door het selectief inpassen van de hoofdinfrastructuur en bundeling van infrastructuurverbindingen in plaats van nieuwe infrastructuur in het landschap aan te leggen.
In het Provinciale Verkeers- en Vervoersplan staan bereikbaarheid, beperking van de groei van het autoverkeer, verkeersveiligheid, leefbaarheid en milieu centraal. In het College Akkoord wordt ten aanzien van de Veluwe gemeld dat gestreefd wordt naar het verkeersluw maken van binnenwegen. Dit beleid wordt stapsgewijs uitgewerkt in overleg tussen wegbeheerders van rijk, provincie en gemeenten (Veluwe 2010).