Khyber pas

De trein is om 12 uur in Peshawar in Noord Pakistan aangekomen. De trein had maar een vertraging van 4 uur. Peshawar moest een mooie stad zijn werd er gezegd, maar het blijkt ook weer zo’n overvolle stad te zijn vol stinkende auto’s en tuk-tuks. Het is echt om te huilen als je ziet hoeveel uitlaatgassen hier de lucht ingejaagd worden.

Een hotel gevonden en wat gegeten daar want er zijn weliswaar genoeg straatstalletjes maar het ziet er niet uit wat ze daar brouwen, zo onhygiënisch als ik weet niet wat. Ze rochelen zo naast de brouwpot hun fluim naar buiten. In het restaurant van het hotel is het iets beter, tenminste, het lijkt beter. De obers zijn netjes gekleed en spugen niet, maar als ze met het eten komen halen ze wel flink hun snot op.

Op 30 km afstand ligt de Khyber pas en dit is altijd de grote smokkelroute geweest van wapens naar Afghanistan. Ik charterde een taxi en die wilde me er wel naar toe brengen. We reden eerst kris kras door de stad en kwamen op een gegeven moment op een militair vliegveld terecht. Ik dacht wat moet die nou hier maar het bleek dat hij zijn broer wilde ophalen die wel Engels kon praten maar die niet aanwezig was. Dan maar met z’n tweeën. We kwamen langs een ontzettend groot Afghaans vluchtelingenkamp dat tegen de stad is aangebouwd en helemaal bestaat uit van modder opgetrokken hutten. Even verderop werden we tegengehouden door een militaire wachtpost waarna bleek dat we een permit moesten hebben omdat het een militair gebied is. Omdat er stammen zijn die dat deel als hun gebied beschouwen moet er een soldaat mee voor de zekerheid. Wij terug naar het bureau die de permits verzorgt en dat bleek gesloten te zijn vanwege vrijdag, de moslimrustdag. Laat dan maar zitten die pas.

Morgen ga ik wat anders doen n.l. er is op 40 km afstand een stadje genaamd Darra waar bijna elk huis een wapenfabriekje is. De mensen daar maken al 100 jaar alle soorten wapens na, tot machinegeweren toe en die leveren ze aan de daar levende stammen. Hiervoor moet ik ook wel eerst een permit hebben die ik met zo’n tuk-tuk wagentje (een gemotoriseerde riksja) ga ophalen.

Pakistan is net als Iran een moslimstaat maar de sluiers zijn niet zo dichtgeknoopt als in Iran. De kleding is ook wat fleuriger. s’Avonds nog even de stad ingelopen, hoewel je volgens het personeel van het hotel op moest passen met Afghanen die nog wel eens mensen proberen te gijzelen omdat ze totaal geen inkomsten hebben. Hier ook weer veel mensen die een praatje met je willen maken. Om ongeveer 21 uur gingen de winkeltjes dicht en dan ziet de weg er totaal anders uit en moet je goed oppassen om niet te verdwalen want je ziet dan niet meer aan de artikelen die verkocht worden in welke buurt je zit.
Ik kwam langs twee jongens van een jaar of 15 gelopen waarvan de één zich voortbewoog op zijn handen en zijn verlamde benen achter zich aansleepte. Ze begonnen van “Hey mister, what is your name”? en ik begon een beetje met ze te praten (ging natuurlijk niet, want ze spraken totaal geen Engels). Ik gaf ze een hand en die van de verlamde jongen was helemaal kapot en vuil van de straat. Daarna ging ik weg, twee trotse jongens achterlatend. Ze hadden niet om geld gevraagd, wilden alleen maar proberen te praten met een vreemdeling. Nadat ik doorgelopen was dacht ik wat hebben die jongens nu toch eigenlijk voor leven, slapen op straat, hebben geen eten en moeten zien rond te komen van hetgeen de straat ze geeft. Daarna ben ik teruggegaan om ze wat geld te geven. Ze waren er erg blij mee.

Het is moeilijk om door te lopen als er een bedelaar komt, vaak een klein kind waarvan de moeder iets verderop zit. Als je eenmaal iets geeft is het enkel maar een druppeltje op een gloeiende plaat en is er des te meer kans dat ze de volgende vreemdeling brutaler of agressiever gaan benaderen en dan heb je juist het tegenovergestelde bereikt. Ik troost me er maar mee dat het één van de geboden is in de moslimcultuur om bedelaars een deel van je inkomsten te geven.


Geef een reactie