Categorie archief: Midden Oosten

Latakya

Zaterdag 13 februari. Gisteravond om 23 uur aangekomen in Latakya, Syrië.
Wat grootte betreft is het de derde stad van het land. Onderweg zijn we nog aangehouden door een gammele wagen met daarin 3 mannen met theedoeken op het hoofd. Ik dacht eerst wat valt er hier nu af te wassen, maar het bleken militairen te zijn die de bus gingen doorzoeken. Dit land is officieel nog steeds in staat van oorlog met Israël.
Ik wil graag overdag reizen om nog wat te kunnen zien en daarom een of ander groezelig hotelletje genomen. Het was een smerig ding zonder warm water e.d, maar het kostte me ook maar f 3,60. `s Ochtends door de stad gelopen en bijna overal werd je naar binnen getrokken om een slok Arabische koffie te komen drinken en ook kreeg je daar een stuk brood bij, ontzettend sympathieke mensen allemaal. Het brood is een soort pannenkoek waar ze van alles opdoen en dan oprollen.
Deze stad is niet veel verschillend met de Turkse steden, er zijn wat minder auto’s en het ziet er wat armoediger uit. In de buitenwijken zijn wel grotere gebouwen opgetrokken met uitzicht over de middellandse zee. Op het ogenblik wacht ik op het busstation om de bus naar Damascus te nemen en zie opeens zo’n 7 man om me heen staan die kijken hoe ik dit opschrijf.
Als ik hier wat koop geef ik maar een stapeltje geld. Ze pakken er dan precies de juiste hoeveelheid van af en het klopt altijd. Vragen hoe duur iets is doe ik niet meer want alles is zo spotgoedkoop. Voor de busrit van 350 km betaal je iets van f 3,00 en een opgerold broodje kost je ongeveer 40 cent.
Er komen praktisch geen bedelaars voor, alleen 2 opgeschoten jongetjes vroegen om een dollar maar meer voor de lol om met een vreemdeling te praten dan voor het geld. Ze werden gelijk aangesproken door een oudere man en weg waren ze.
De bus naar Damascus was afgeladen vol, iedereen heeft een verplichte reservering. De stoelen zijn niet op mijn lengte berekend en nu moet ik stijf rechtop blijven zitten met mijn knieën tegen de voorstoel en dat 4 uur lang. Onderweg ging de motor van de bus nog kapot en werd met ijzerdraad weer gerepareerd.

Cadeau

Onderweg zie je veel woningen die nog niet afgebouwd zijn omdat het geld op was. Op de onderste verdieping wonen al complete gezinnen terwijl het boven nog een bouwval is. Soms kan het ook een kwestie van belastingvoordeel zijn omdat een nog niet afgebouwde woning minder belasting kost.
Op de 350 km richting zuiden rijden we parallel langs de Libanese grens die op 20 km afstand ligt. Je ziet een bergrug waarachter Libanon begint. Hoe verder richting zuiden hoe meer de grondsoort verandert. In het begin zijn er nog cipressen als begroeiing, daarna struiken en dan af en toe een polletje gras. De grond veranderd in zandkleurig en af en toe vuurrood, dit is het lateriet dat veroorzaakt wordt door het ijzer wat in de grond zit. In Damascus aangekomen en lopend van het busstation via de buitenwijken naar het centrum gelopen, ongeveer 5 km. De bus in de richting Jordanië gaat morgenvroeg om half zeven dus nu heb ik tijd om de stad eens te gaan bekijken. Een goedkoop hotelletje gevonden en lekker willen douchen maar geen warm water. De stad ligt prachtig tegen een berghelling aan en vooral ’s avonds is het een mooi gezicht om al de lichtjes te zien tintelen op die helling. Het is een behoorlijk moderne stad met in het centrum veel kleine winkeltjes en stalletjes. Niemand doet vervelend om je wat aan te smeren, nee het is andersom. Had ik een grote sinaasappel willen kopen om mee te nemen willen ze niet hebben dat ik er voor betaal. Cadeau van Soerië zeggen ze dan. Ik weet gewoon niet hoe ik mijn geld dat ik gewisseld heb op moet krijgen. Bij de grens heb ik 20 dollar gewisseld, dat is f 36,- en heb daar 2 hotels van genomen, gegeten, gedronken en wat kleine dingen gekocht en nog is het niet op. Zelfs nog bij een stalletje een halve liter uitgeperst vruchtensap genomen maar dat was ook maar 70 cent.
Wat je wel veel ziet hier zijn de bakkerijtjes waar allerlei soorten Arabische koekjes, snoepjes en noten worden verkocht, dus het geld zal wel opkomen. In Damascus loop je met een veiliger gevoel over straat dan in menige Nederlandse stad en toch is het de tweede stad van Arabië na Cairo en heeft zo’n 3 miljoen inwoners.

Amman

Terug in het hotel gekomen kwam de jongen van achter de balie naar me toe met “meneer, we hebben weer warm water hoor!” Het blijkt dat er op bepaalde uren van de dag geen stroom is, dus ook geen warm water in de boilers.
Zondag 14 februari. Om half zeven de bus genomen naar Amman in Jordanië. De rit duurde 2 uur maar met de douane controle kwam er nog 3 uur bij. Weer alles uitgepakt op lange tafels waar het werd nagekeken. Je zou zeggen dat tussen twee bevriende naties zoals Syrië en Jordanië je toch niet zo’n zware controle nodig hebt, maar nee hoor, alles uitpakken.
In de bus zat ook Lew, een Nieuw Zeelandse jongen die al een tijdje aan het rondtrekken was en zeker tot kerstmis daarmee door wil gaan. Hij had een boekje bij zich over het reizen in dit gebied en daar stond in dat je officieel niet van Jordanië naar Israël mag reizen en daarvoor dan ook geen toestemming krijgt. Nu is de Westbank eigenlijk Jordaans gebied door Israël bezet en daarom moet je van de Jordaanse regering toestemming hebben om daar te komen d.m.v. een permit en de Jordaniërs kunnen deze niet weigeren terwijl de Israëliërs doen alsof de Westbank van hen is en je daarom ook niet kunnen weigeren. Voor een permit moet je wel een stel formulieren invullen met pasfoto’s erbij en dan 2 dagen wachten (volgens dat boek). Morgen er maar eerst even achteraan gaan en nu een hotel zoeken. Lew en ik besloten maar om een 2 persoonskamer te nemen omdat je dan goedkoper uit bent. Daarna wat geld gewisseld, de stad bekeken en wat gegeten.
Om 22.00 uur was het steenkoud (-2° c), zijn om een gaskacheltje gaan zitten en hebben met de Arabische eigenaar wat gepraat over de Midden-Oosten moeilijkheden. Wij met ons drieën hadden ze al opgelost, nu in het echt nog. Ik weet niet hoe het met de andere Arabieren zit, maar deze wist niet dat er in de oorlog 7 miljoen Joden waren vermoord.
Vroeg naar bed gegaan en met 2 truien aan in mijn slaapzak gelegen zo koud was het. Ik lig altijd in mijn slaapzak want in die goedkope hotelletjes wordt

Mooi

alleen maar een onderlaken gegeven zodat eigenlijk iedereen onder dezelfde deken ligt. Het is behoorlijk koud. Amman is trouwens een mooie stad en is gemaakt van witte steenblokken die hier uit de heuvels komen en dat geeft de stad een prachtig helder uiterlijk. Ook hier kan ik zeggen; de mensen zijn alleraardigst en behulpzaam. Misschien komt dit doordat je praktisch geen toerist ziet en kan dit per jaar veranderen natuurlijk.
Maandag 15 februari. Het klopt toch, ik heb de permit aangevraagd en moet nu 2 dagen wachten om hem op te halen. Ik vertelde de mensen van het bureau dat ik door wilde gaan naar Egypte en daar over 2 dagen moest zijn en of ze er daarom een beetje haast mee wilden maken. Nu kan ik hem morgen misschien al ophalen.
Opnieuw een hotel opgezocht maar nu wat dichterbij het busstation zodat er gelijk vertrokken kan worden als ik de permit krijg, want wat op deze trip erg jammer is, dat ik maar de beperkte tijdshoeveelheid van een maand heb en dan weer terug moet zijn. Te weinig om alles goed te kunnen bekijken.
Het hotel is iets duurder maar heeft ten minste de hele dag warm water zodat ik mijn kleren weer eens kan wassen.
Van dat warme water klopt niet veel bij nader inzien, ’s ochtend, ’s middags en ’s avonds is er ongeveer anderhalf uur lang lauw water, te koud om te douchen.
Op mijn dooie gemak door de stad geslenterd en overal rondgesnuffeld. Er zijn hier van die kleine garagebe-drijfjes die total loss auto’s repareren. Ze blijven net zo lang kloppen, schuren en verven totdat de auto weer toonbaar is. Het is leuk om te zien, alleen als je kijkt komen ze naar je toe en bieden thee of koffie aan. Op zich is dat natuurlijk niet zo erg, alleen moet je dan weer je hele verhaal afsteken tegen mensen die bijna geen Engels spreken en dat is tamelijk vermoeiend.
Amman ligt prachtig in een dal tegen de heuvels aangebouwd en in de middag de stad heuvelopwaarts beklommen waar ik in behoorlijk welvarende buurten terecht ben gekomen. In het centrum Lew weer tegengekomen en samen

Allanby bridge

falafel gegeten, een soort kleine gehaktballetjes die gevuld zijn met een soort kleffe groente. Hij had zowaar een soort ruimte gevonden waar ze grote flessen Amstel bier schonken en dat in een land met een islam traditie. Het was er tenminste warm en voor zover ik weet de enige plek waar je wat kon krijgen. Na 22.00 uur was iedereen vertrokken.
Dinsdag 16 februari. Vanmorgen de heuvel beklommen tegenover het Romeinse theater. Een mooi uitzicht over het in een dal liggende Amman. Op de weg naar boven werd me al enkele malen een kop thee aangeboden door de mensen langs de weg, de spreekwoordelijke Arabische gastvrijheid.
Vanmiddag om 1 uur kan ik mijn permit ophalen, maar de Koning Hoessein brug, dat is een nogal smalle bailey brug over de Jordaan is alleen in de ochtend geopend dus dat wordt nog een dagje Amman. `s Avonds zijn Lew en ik door 2 Jordaanse jongens uitgenodigd om thee te drinken en daarvoor hebben ze ons de stad laten zien met hun auto. In de buitenwijken zijn architectonische hoogstandjes te bewonderen. Zeer mooie huizen gebouwd van witte blokken natuursteen afkomstig uit de bergen. Er schijnt hier in Jordanië toch wel een rijke bovenlaag aanwezig te zijn. Ook lieten ze ons één van de vier paleizen van Koning Hoessein zien. Je ziet trouwens de foto’s van hem in elk gebouw, winkel of school. Na de rondrit trakteerden de jongens ons op een kop koffie waarbij wij er maar een stukje gebak bij gaven. De jongens zouden het erg op prijs stellen als ze eens een berichtje uit Holland/Nieuw Zeeland zouden ontvangen.
Woensdag 17 februari. Vanmorgen vroeg opgestaan en om 6.30 uur met een klein busje naar de Koning Hoesseinbrug op de grens met Israël gereden. (De Israëliërs noemen hem de Allenby bridge). In het busje zaten ook nog 3 Japanners en 2 Jordaniërs. Het was weer raak natuurlijk, of je nu van Duitsland naar Holland gaat of van Jordanië naar Israël, de Japanners slapen overal. En dat in zo’n historisch en prachtig gebied.

Jeruzalem

Je komt over hoge bergen met allerlei kleurschakeringen en ziet dan een dal waarin de Dode Zee ligt. Het ligt op -285 meter onder de zeespiegel en is het laagste punt op aarde. Er rond omheen zie je steden liggen waaronder Jericho. Het is net of je er vanuit een vliegtuig naar kijkt.
Bij de grens met Israël moet je het busje uit en wordt er gekeken of je een permit hebt. Dan door naar de Allenby bridge waarmee we de Jordaan rivier oversteken, hier zo’n 20 meter breed. Aan de overzijde van de brug zitten de Israëliërs in het bezette gebied in wachttorens en achter prikkeldraad met mijnenvelden. Het had schijnbaar een beetje gewaaid want je zag in bepaalde gedeeltes de kopjes van de mijnen boven het zand uitsteken. Heel toevallig gingen met ons busje ook 2 naar Amerika geëmigreerde Jordaniërs mee die elkaar 27 jaar niet hadden gezien waarna, ze met vakantie hier elkaar weer hadden ontmoet. Ook waren er groepen Jordaniërs die de brug overstaken om in hun eigen bezette gebied te gaan werken.
Op het ogenblik zit ik op een bank in het busstation van Jeruzalem. Het is gedaan met de Arabische gastvrijheid. Van Jeruzalem kan ik zeggen, het is een mooie stad met een oud en modern gedeelte met veel mooie gebouwen en het heeft nogal wat weg van andere Arabische steden. Alleen de mensen, een verschil van dag en nacht. De mensen kijken verveeld, ongeïnteresseerd langs je heen en hier op deze bank weigeren een paar jonge Israëliërs hun bagage van de bank te halen terwijl er enkele oudere mensen moeten staan, ronduit onbeschoft. Ontzettend veel jonge soldaten zie je lopen met het geweer langszij welke ze dag en nacht bij zich moeten hebben en ook mee naar huis dienen te nemen.
De oude binnenstad van Jeruzalem bezocht maar er was 2 dagen staking van de Jordaniërs die daar het grootste deel van de bevolking uitmaken en zodoende bijna geen winkeltje open. Misschien wel beter ook zo, want het lijkt me knap druk worden in deze kleine nauwe straatjes hier. Het is een prachtige oude binnenstad met ontelbare kronkelige weggetjes.

Israel

Vanuit de oude binnenstad door de Jaffa poort buiten de oude stad gekomen en verder gewandeld in de richting van het modernere Europese gedeelte. Door deze poort wilde de Duitse Keizer een keer naar binnen maar omdat zijn wagen te breed was en hij er niet uit wilde moest er een stuk van de muur gehakt worden. Heel anders deed de Engelse generaal Edmond Allenby het. Hij veroverde in 1917 als bevelhebber van de geallieerde strijdkrachten Jeruzalem en voor de Nieuwe Poort kwam hij van zijn paard af, trok zijn handschoenen uit en zei, `de stad, waar mijn Heer te voet ging ga ik niet te paard binnen’. Toentertijd van dezelfde orde van grootheid als in de moderne tijd Neil Armstrong op de maan, ‘een kleine stapt maar een grote sprong voor de mensheid’.
Veel winkels, drukte en vooral verkeer. Op het busstation de bus genomen naar Haifa. Ik had niet gedacht dat Israël er nog zo groen uit zou zien. Het hele middengedeelte is met sinaasappelboomgaarden bezaaid. Op de berghellingen liggen veel dorpjes die bestaan uit nieuwe witte woonwijken met groene gebiedjes er tussen. Vers uit de grond gestampt. Er rijden veel auto’s rond en we kwamen dan ook in een file terecht. Het land kun je niet meer vergelijken met een Arabisch land, het is totaal verwesterd met alle narigheid van dien.
Haifa ligt aan de middellandse zee en ik dacht er wel een boulevard te vinden, maar niets van dat alles. Een havengedeelte waar het verboden is te komen en niets dan auto’s plus hun uitlaatgassen. Deze stad valt me een beetje tegen en ik besloot de bus te pakken naar Tel Aviv. Op weg naar Tel Aviv nog langs het bootje gekomen waarin de eerste Israëliërs aan land stapten aan het eind van de 2e wereldoorlog.
Tel Aviv bestaat uit veel dure grote hotels, een massa auto’s en hoge prijzen. De schrik slaat je om het hart, voor een broodje shoarma betaal je 6 gulden terwijl dat in Syrië nog maar 60 cent was, zo’n 10 keer goedkoper dus. Toch zijn de hoge prijzen niet het ergste, het is meer de onaardigheid van de mensen dat het minder leuk maakt. Ik heb het slecht naar mijn zin hier en wil zo spoedig mogelijk weer door naar Egypte.

Eilat

Een hotel kost minimaal 70 gulden per nacht en daarom naar een Youth hostel gegaan waar een nacht maar 10 gulden kost. Nu slaap ik met 7 andere jongens op een kamer en moet alles delen, wel gezellig. Wat me nog niet gebeurd is met geld wisselen, gebeurde hier wel, ik moest van 20 dollar 5 dollar commissie betalen. 25% winst, snel verdiend.
Overal zie je plastic buizen liggen waarmee alles besproeid wordt soms boven de grond en soms eronder en dan zie je alleen de afsluiter.
Donderdag 18 februari. De bus gepakt naar Eilat. In Tel-Aviv vond ik er niks aan, veel te veel beton. In Eilat kan ik dan de bus naar Cairo nemen. Onder Bet-Shevaa begint de Negev woestijn. Prachtig gebied vooral als je afdaalt in de richting van de dode zee die erg laag ligt. Onderweg allemaal woestijn met op een paar honderd meter afstand de Jordaan en aan de overkant Jordanië. Eilat ligt prachtig tegen een helling met uitzicht over de golf van Akaba. Eilat zelf valt een beetje tegen, allemaal nieuwbouw en weinig promenade. Wat wel leuk is was de startbaan van het vliegveld dat midden in de stad ligt.
Op het busstation door een man aangesproken die wel een kamer te huur had, niet zo bar goedkoop maar dat kun je daar wel verwachten. Bij nader inzien woonden er nog meer mensen, een beetje ongure typen en toen ik om een uur of 10 thuis kwam zaten ze met z’n allen een pornofilm te bekijken. Het bleek dat het huis bewoond werd door Russen die geëmigreerd waren hiernaar toe en met kamer verhuur nog een extra centje wilden bijverdienen.
Op mijn wandelingen door Eilat had ik al flink wat Russen gezien die een groot deel uitmaken van de bevolking hier. Afijn, morgenvroeg om 5 uur opstaan en de bus van half 6 nemen naar Cairo. Het spijt me niets dat ik Israël ga verlaten.

Menselijkheid

Vrijdag 19 februari. Ja hoor het is er weer, de menselijkheid waar je bij de Israëliërs zo naar moet zoeken. Zodra je de grens overkomt wordt er vriendelijk naar je paspoort gevraagd, wordt er gelachen en heeft men weer tijd voor elkaar. Ik was de enige vreemdeling in deze grensplaats en stapte in een klein busje tegelijkertijd met 3 Egyptenaren die ook naar Cairo moesten. De omgeving is geweldig en met foto’s maken moest ik van de chauffeur naast hem zitten om maar niets te hoeven missen en inderdaad, het Sinaï gebied is een wonder op zich. Prachtig gekleurde bergen waar je in het begin doorheen rijdt. Het zijn nog jonge bergen, zo’n 15 miljoen jaar oud en dus nog niet zo afgesleten. Daarna rijd je uren en uren door zandvlaktes, erg mooi. Behoorlijk veel kapotgeschoten oorlogstuig uit de oorlog van ’67 ligt er langs de weg en roest niet vanwege de droogte. Af en toe kom je nog een verdwaalde dromedaris tegen ook.
Na een behoorlijke tijd rijden zie je opeens in de verte de opbouw van schepen door het zand ploegen en kom je in de buurt van het Suez kanaal. Van dit kanaal zie je nog weinig want je gaat er via een tunnel onderdoor. Daarna nog anderhalf uur door het woestijnzand en dan ligt het er opeens; Cairo. Wat een stad, 15 miljoen inwoners (bijna net zo veel als in heel Nederland) en wat me nog niet eerder gebeurd is, ik heb 4 grote blaren. De buschauffeur bracht me eerst naar de ambassade van Soedan waarvan ik nog een visum nodig heb. Hij moest er toch in de buurt zijn. Dicht dus. Daarvandaan een hotelletje gezocht en de weg gevraagd aan een soort politieagent/jongen waarvan je er ontzettend veel ziet lopen, ik denk voor werkverschaffing. Tegelijkertijd vroeg hij me om wat geld (buckshees, buckshees) wat me bij één of andere soldaat ook gebeurde.
Even opgeknapt en daarna de stad in. Cairo wordt door de Nijl in tweeën gesplitst en er staan langs de rivieroever alle soorten grote hotels zoals Hilton, Carlton etc. Maar achter deze hotels begint het eigenlijk pas: duizenden en duizenden winkeltjes, garages, werkplaatsjes, restaurantjes en ga zo maar door. Op de straten krioelt het van de auto’s zonder verlichting, met maar één lamp of rood licht van voren,

Cairo

het is zeer verwarrend en je moet goed oppassen met oversteken. De winkeltjes en bedrijfjes zijn nog kleiner dan een huiskamer en stikvol geladen. Je begint te lopen maar al spoedig raak je het spoor bijster en hoop je dat er een bekend punt weer te voorschijn komt voor de broodnodige heroriëntatie. In een klein huiskamertje nog even naar de kapper geweest voor 3 gulden. De kapper was maar wat trots om een buitenlander te kunnen knippen en ik mocht niet wachten maar moest perse voor de andere klanten in de stoel plaatsnemen. Een jongen begon met mijn haar te wassen en daarna deed de kapper de rest. Met het scheren gaat hij eerst met een soort flos-draadje waarvan hij het einde in zijn mond geklemd houdt schrapend langs je gezicht. Er werd goed werk geleverd en ik gaf de jongen ook een fooi wat zeer in de smaak viel van zijn baas. Het schijnt daar niet zo de gewoonte te zijn om de knechtjes ook wat te geven en de jongen was er maar wat blij mee.
Overal is het weer van welkom welkom en krijg je thee of koffie aangeboden waarbij tegelijkertijd iedereen uit de buurt even langs komt en dus ook de slager, die trots op zijn werk dit even wilde bewijzen en een schaap de keel doorsneed.
Het is een geweldige stad, veel rotzooi, drukte in de steegjes en ik voel me hier prima thuis. Je kan je niet voorstellen hoe 15 miljoen mensen op een kluitje leven en toch vrolijk blijven kijken (en aan hun waterpijp blijven lurken). Het is hier zo uitgebreid dat van de duizenden toeristen die hier ook moeten zijn je er geen een tegen komt in deze buurten. Het is een zee van mensen waar je tussendoor loopt. Veel illegale handelaren zitten er schijnbaar ook tussen. Opeens was er politiecontrole, een wolk van handelaren rende als een zwerm op me af en ik dacht wat krijgen we nu. De mensen droegen rennend werkelijk van alles met zich mee, bruidsjurken, riemen, sigaretten en plastic kunstbloemen. Maar het bleek loos alarm en de horde keerde weer terug. `s Avonds om 11 uur was ik weer terug in het hotel nadat ik de weg was kwijtgeraakt. Volgens een Egyptenaar aan wie ik de weg vroeg was ik ongeveer 5 km van de plaats afgedwaald. Nu heb ik dan 4 blaren en schoenen die helemaal wit zijn van het stof.